Ik vind het ook een opvallende vogel, die me sterk doet denken aan deze vogel die ik met Swen Rijnbeek vond bij Andijk: 23 jan 2016 en 27 feb 2016. Behalve dan dat de vogel van Andijk niet zo'n lichte subterminale band op de snavel had.
De overeenkomst tussen de vogel van Gijsbert en die van Andijk zit in de groene glans van de kop (meestal paars bij KT) en de kopvorm (wat minder stijl achterhoofd en daarmee hoekig kopprofiel dan de meest typische KT). Deze kenmerken vallen binnen de variatie van KT en in combinatie met andere kenmerken (marmering op bovendelen en flank, vleugelstreep) kunnen bekende hybriden uitgesloten worden.
De vraag is echter of een hybride 'grote' Topper x KT helemaal uit te sluiten is. Maar hoe zien hybriden GT x KT er uberhaupt uit? Bij de indiening van de vogel van Andijk heb ik geprobeerd dat uit te zoeken (zie de geplakte tekst hieronder). Conclusie: hybride GT x KT bestaan allicht (genetische studie), maar lijken waarschijnlijk (bewijs uit kweek nodig) zo sterk op de oudersoorten dat ze in het veld niet te onderscheiden zijn.
Sinds het schrijven van onderstaand stukje heb ik me er niet meer in verdiept. Misschien dat er sindsdien nog progressie is geboekt op dit gebied?
Hier het literatuurstudietje uit de indiening (GT = Topper, KT =Kleine Topper):
Reeber (2015) besteedt nauwelijks aandacht aan deze hybride en dat komt omdat er simpelweg geen bekende gevallen zijn uit de recente literatuur of uit het wild. Hij verwijst naar Delacour (1954), die vogels van dit hybride type uit gevangschap beschrijft. McCarthy (2006) geeft deze info bij GT x KT: “CAONHR (w Europe, N. America). BRO: n N. America. Hybrids are hard to identify except when in full plumage. (Bradshaw 2005; Eigenhuis 1985; Wilson and Ankney 1988; Delacour 1927, 1954 (vol. 3); Gillham and Gillham 1996 (p. 72); Johnsgard 1960a; Hopkinson 1926 (p. 252); Phillips 1923–1926; Sibley 1938 (p. 334); Sibley 2000; Wormald 1925 (p. 150).” Ik heb een aantal van deze referenties gecheckt. Bradshaw (2005) noemt deze hybride echter niet; wél een Aythya hybride (zonder verdere specificaties) welke het vleugelbaanpatroon van KT liet zien. Ook Sibley (2000) noemt geen hybride GT x KT.
Wilson & Ankney (1988) analyseerden afgeschoten toppers en zochten specifiek naar aanwijzingen voor het bestaan van hybrides tussen de soorten, maar concludeerden: “On the basis of the 12 morphological measurements that we made, there was no evidence of scaup of intermediate size.” en “Clearly, our analyses provide little evidence of birds of hybrid origin. Wild crosses of scaup and other Aythya species have exhibited blended traits with respect to structural measurements and plumages. There were no birds of intermediate size and very few wings with intermediate wing stripes that could not be explained by sexual differences. There may be other traits indicative of hybrids, but captive breeding experiments are needed to better understand the patterns of heritability of scaup characters.” Ze schrijven 'little evidence', suggererend dat ze wel wát vonden. Dit moet de gevonden variatie in vleugelbaan zijn: voornamelijk mannetjes KT met 'ongebruikelijk' veel wit of vrouwtjes Topper met 'ongebruikelijk' donkere vleugels. Toch schrijven ze dat de variatie van hoeveelheid wit in de vleugelbaan geen relatie had met afmetingen, leeftijd of sexe.
Een recente studie door Lavretsky et al. (2016) presenteerde genetisch bewijs voor hybridisatie tussen GT en KT. Door middel van simulaties lieten ze zien dat binnen vijf generaties de terugkruisingen niet meer als zodanig te herkennen zijn (genetisch dus!). Het geeft aan dat we wel rekening moeten houden met deze hybride. De vraag is echter of we (terug)kruisingen überhaupt kunnen herkennen in het veld. Dat lijkt te worden bevestigd door een aantal claims van veronderstelde hybriden GT x KT op internet, waarbij in alle gevallen pure KT of GT niet uitgesloten worden. Soms is de documentatie echter incompleet (bijvoorbeeld, geen foto's van het vleugelpatroon) – iets dat noodzakelijk is naar mijn mening.
Juist in een Europese setting is KT wellicht eerder geneigd om te hybridiseren dan in Noord-Amerika. Dat hybride GT x KT nog nooit met zekerheid zijn vastgesteld in het veld, komt dus door de moeilijke (onmogelijke) determinatie. Mijn verwachting is dat verschillen tussen KT en hybride GT x KT met name gevonden zouden kunnen worden in de vleugelbaan (bij GT wit op de handpennen), het zwart van de nagel (doorgaans breder zwart bij GT, maar veel overlap tussen de soorten), formaat en structuur (met name de kopvorm).
Referenties
Bradshaw C. (2005) Identification review – Lesser Scaup. British Birds 98(2): 89-95.
Lavrestky P., Peters J.L., Winker K., Bahn V., Kulikova I., Zhuravlev Y.N., Wilson R.E., Barger C., Gurney K. & McCracken K.G. (2016) Becoming pure: identifying generational classes of admixed individuals within lesser and greater scaup populations. Molecular Ecology doi: 10.1111/mec.13487
McCarth, E.M. (2006) Handbook of avian hybrids of the world. Oxford University Press.
Reeber S. (2015) Wildfowl of Europe, Asia and North America. Helm Identification Guides.
Wilson S.F. & Ankney C.D. 1988. Variation in structural size and wing stripe of Lesser andGreater Scaup. Canadian Journal of Zoology, 66: 2045–2048.