Terechte vraag, Max. De huidige verspreiding, in combinatie met de 'fossil record', geeft wel enig inzicht in het vliegvermogen van Porphyrio's. Ze zijn o.a. opgedoken op Tinian (Mariana Is, ruim 2000 km van de Filippijnen), de Marquesas Eilanden (1500 km ten noordoosten van Tahiti), Nieuw_Zeeland (2000 km ten zuidoosten van Australië), en verder op Fiji, Tonga en Niue. Bron: Steadman (2006) Extinction and biogeography of tropical Pacific birds.
Kortom, sommige Porphyrio's kunnen/konden een aardig eindje vliegen (en over water zelfs). De afstand tot de broedgebieden zou geen reden mogen zijn om gevallen van deze soort af te wijzen.
Ander puntje: nu zien we hoe fijn het is dat sommige landen Grijskoppurperkoeten niet zomaar hebben afgewezen. De vraag die opkomt is of Grijskoppurperkoeten met vergelijkbare 'papieren' in andere landen wel zijn afgewezen. Want zo krijgen we nooit een goed (i.e. objectief) beeld over het voorkomen van potentieel wilde GKP-koeten.
Net als met andere taaie vogels weet je vaak niet of het bonafide dwaalgast betreft of een ontsnappeling/schipbreukeling. Wat is dan wijsheid? Mijn kijk hierop is: kies de benadering die in de praktijk, op de langere termijn, de meeste kennis oplevert. Dus elk geval in eerste instantie serieus nemen en goed (laten) documenteren. Zou het niet leuk zijn als er, op Europees niveau, een overzicht was van (i) alle purperkoeten met tekenen van ontsnapping (incl. data over de redenen om dat aan te nemen) en (ii) alle purperkoeten waar aantoonbaar geen tekenen zijn voor ontsnapping (omgekeerde bewijslast)? Nu kunnen we alleen dromen van zo'n overzicht.
Als sommige landen purperkoet-gevallen blijven afwijzen, dus ook zonder tekenen van ontsnapping, dan verliezen waarnemers in die landen hun interesse. Dan worden die gevallen niet meer doorgegeven, ingediend of gedocumenteerd, en verliezen we op lange termijn veel informatie die we juist nodig hebben.
Het accepteren/documenteren van gevallen die geen tekenen vertonen van ontsnapping (Schildraaf, Grijskoppurperkoet) staat haaks op het idee dat een landelijke lijst 'puur' en 'schoon' moet zijn, dus vrij van 'verdachte' gevallen/soorten. Echter, op de lange termijn draagt het juist bij aan het ophelderen van de status van zulke soorten, en dus het 'schoonhouden' van de NL lijst, omdat we dan naar alle waarschijnlijkheid veel meer/betere informatie hebben.