Dutch Birding jaargang 35 nummer 2, 2013

Cover

Lesser Kestrel  ·  Falco naumanni
René Pop

Artikelen / papers

69 - 87 Ageing, sexing and subspecific identification of Osprey, and two WP records of American Osprey
Roine Strandberg

Bepaling van leeftijd, geslacht en ondersoort van Visarend en twee WP-gevallen van Amerikaanse Visarend

In dit artikel worden kenmerken besproken waarmee leeftijd, geslacht en ondersoort van Visarend Pandion haliaetus kunnen worden bepaald. Hierbij ligt de nadruk op de Europese ondersoort P h haliaetus (hierna haliaetus) en Amerikaanse Visarend P h carolinensis (hierna carolinensis). Afzonderlijke kenmerken vertonen overlap en een combinatie van kenmerken levert de meest betrouwbare determinatie. Grootte en \'jizz\' zijn de beste geslachtsverschillen maar zonder ervaring lastig te gebruiken; juveniele zijn vaak gemakkelijker op ondersoort dan op geslacht te determineren. Juveniele verschillen van adulte door: 1 lichte toppen aan slagpennen en veren van bovendelen; 2 duidelijkere en regelmatigere bandering op armpennen; 3 roestgele waas op ondervleugeldekveren; 4 oranjegele tot roodachtige iris (geel bij adulte); en 5 verser verenkleed.

Vrouwtjes haliaetus zijn duidelijk groter dan mannetjes en hebben bredere en langere vleugels, een langere staart, langere hals, grotere poten en een opvallende borst- en buikpartij (\'bierbuik\'); mannetjes zien er \'atletischer\' uit, met smallere vleugels, \'gespierde\' borst en vlakkere buik. De langere staart van het vrouwtje valt het beste op van onder, met poten die duidelijk tot minder dan de helft van de staart reiken. De meeste vrouwtjes haliaetus hebben een bredere, donkerdere en opvallendere borstband dan mannetjes, hoewel hier overlap is; c 10% van de mannetjes vertoont een vrouwtjesachtige borstband en vrouwtjes vertonen in zeldzame gevallen een gereduceerde borstband. De vlekken op de ondervleugeldekveren vormen een zeer goed geslachtskenmerk: vrouwtjes vertonen een rij van vrij grote druppelvlekken op de middelste ondervleugeldekveren (vrijwel ongetekend wit bij mannetjes); minder dan 10% van de mannetjes vertoont twee rijen van bruinachtige en iets kleinere vlekken dan bij vrouwtjes. Mannetjes hebben vaak een open wit veld op de binnenhandvleugel en grote onderhanddekveren, terwijl vrouwtjes twee donkere bandjes over de grote onderhanddekveren vertonen. Het massief zwarte deel van de polsvlek is doorgaans bij mannetjes kleiner dan bij vrouwtjes. De bovenzijde is bij vrouwtjes iets lichter bruin dan bij mannetjes.

Bij typische carolinensis is de borstband vrijwel afwezig bij mannetjes maar te zien als verschillende vlekkenrijen bij vrouwtjes. Vrouwtjes vertonen meestal een cluster van vlekken in het centrum van de ondervleugeldekveren (bij mannetjes vaak egaal wit). Beide geslachten hebben gebandeerde grote onderhanddekveren; de polsvlek, die ook de middelste onderhanddekveren omvat, is typisch massief zwart. De bovendelen zijn zwartachtig tot zwartbruin (bij vrouwtjes iets lichter dan bij mannetjes).

Het onderscheiden van adulte carolinensis en haliaetus is lastig maar de donkere veerpartijen zijn zwartbruin bij carolinensis en bruinachtig bij haliaetus. De borstband van mannetjes haliaetus kan tot een waas zijn gereduceerd (maar meestal over een vrij breed gebied), terwijl vrouwtjes een duidelijke, smalle mozaïekband van vlekken vertonen. Mannetjes haliaetus hebben vaak een centrale donkere vlek op de witte ondervleugeldekveren, terwijl vrouwtjes haliaetus daar twee duidelijke vlekkenrijen hebben. Mannetjes carolinensis hebben doorgaans geheel witte ondervleugeldekveren; vrouwtjes hebben een opvallende cluster van vlekken in het centrum van de ondervleugeldekveren. Bij haliaetus omvat de polsvlek niet de middelste onderhanddekveren, maar is bij vrouwtjes wel vaak zwaar gevlekt; bij carolinensis omvat de polsvlek ook de middelste onderhanddekveren.

Juveniele carolinensis verschilt duidelijk van juveniele haliaetus door een combinatie van kenmerken. Juveniele carolinensis in zit maakt een zeer bonte indruk met duidelijke geschubde veren, en de witachtige vlek op de bovenvleugeldekveren van juveniele haliaetus ontbreekt. De meeste juveniele haliaetus hebben een vrij opvallende borstband, doorlopend tot op zijhals; juveniele carolinensis hebben een grote vlekkenconcentratie beperkt tot de borst (vrouwtjes-type) of slechts een rij van kleine vlekjes in het midden van de borst (mannetjes-type).

Vooral mannetjes haliaetus kunnen een kleinere polsvlek hebben dan carolinensis. Juveniele haliaetus heeft een gele tot oranjegele iris (oranjegeel tot roodoranje bij carolinensis). Haliaetus heeft een blauwgrijze oogrand en bovensnavelbasis; carolinensis is opvallend zwart rond het oog en aan de bovensnavelbasis. Haliaetus heeft meestal zwarte keelstreping (vooral bij vrouwtjes); deze keelstreping ontbreekt of is zeer fijn bij carolinensis.

Studie van foto\'s op internet leverde twee WP-gevallen op van carolinensis: in IJsland op 22 september 2008 en op Flores, Azoren, van 13 oktober tot 4 november 2011. Indien aanvaard betreft het hier de eerste gevallen voor de WP.

Roine Strandberg, Department of Biology, Ecology Building, Lund University, Sweden
(roine.strandberg@biol.lu.se)

88 - 99 Kortbekzeekoet langs Schiermonnikoog in oktober 2005
Ben Wielstra & Rob van Bemmelen

Thick-billed Murre at Schiermonnikoog in October 2005

On 23 October 2005, a Thick-billed Murre Uria lomvia flew past the Wadden Sea island of Schier­monnikoog, Friesland, the Netherlands, during an exceptional mass movement of Little Auks Alle alle. The bird passed the observers at a distance of c 130 m under good observation conditions, even allowing photographs to be taken. The overlap of individual characters between Thick-billed Murre and Common Murre U aalge or Razorbill Alca torda is discussed and it is stressed that the identification of Thick-billed Murre should be based on a combination of characters. In particular, attention is paid to the spatio-temporal variation in head moult in Common Murre and Razorbill. It is concluded that Common Murres and Razorbills in head moult might very occasionally resemble Thick-billed Murre but that place and time should be taken into account (and would not apply to the Schiermonnikoog record). The apparently longer white lesser and median underwing-coverts in Razorbills compared with both murre species is highlighted, causing a larger proportion of the underside of the tertials to be concealed: two differences not mentioned in the literature. Identification of the Schiermonnikoog bird is based on the following combination of characters: structure (pot-bellied, hunch-backed and thick-necked); bill shape (too short for Common Murre, too pointed for Razorbill); head pattern (dark side of the head, well-demarcated pale throat patch and thin breast-band); upperparts coloration (jetblack); pattern of underwing (paler underwing than typical Common Murre, in particular the armpit, less white on underwing than Razorbill); and flank pattern (no streaking, white extending high upon flank). The Schiermonnikoog bird has been accepted by the Dutch rarities committee (CDNA) as the eighth record for the Netherlands and concerned the second individual to be recorded while (still) alive.

Ben Wielstra, Piet Heinstraat 31, 2231 RK Rijnsburg, Netherlands
(ben.wielstra@gmail.com)
Rob van Bemmelen, Nieuwlanderweg 28, 1793 ET De Waal, Texel, Netherlands
(rvanbemmelen@gmail.com)

100 - 106 Kortbekzeekoet bij Lauwersoog en Den Helder in juli-augustus 2012
Nils van Duivendijk, Enno B Ebels, Kees Rebel & Merel Zweemer

Thick-billed Murre at Lauwersoog and Den Helder in July-August 2012

On 28-29 July 2012, a summer-plumaged Thick-billed Murre Uria lomvia was seen at the Wadden Sea near Lauwersoog, Groningen, the Netherlands. On 11-13 August, the same bird was swimming at Den Helder, Noord-Holland, c 130 km to the west. The bird died in the afternoon while floating on the water (the corpse could not be collected). At both locations, the bird could be observed at close range and it was extensively photographed and videoed. The detailed documentation was sufficient to identify it as third calendar-year or older of the nominate subspecies U l lomvia. This was the ninth record, the third of a live bird (two of which eventually also died), the first in summer and the first twitchable in the Netherlands.

Nils van Duivendijk, Veluwemeer 82, 3446 JC Woerden, Nederland
(nils.van.duivendijk@casema.nl)
Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland
(ebels@wxs.nl)
Kees Rebel, De Zeis 27, 8091 NK Wezep, Nederland
(kees.rebelzeetrek@hotmail.com)
Merel Zweemer, De Boorne 15, 8939 BS Leeuwarden, Nederland
(mzweemer@googlemail.com)

107 - 121 Distribution, habitat, identification and taxonomy of Streaked Scrub Warbler in Morocco
Patrick Bergier, Michel Thévenot, Arnoud B van den Berg & The Sound Approach

Verspreiding, habitat, determinatie en taxonomie van Maquiszanger in Marokko

Maquiszanger Scotocerca inquieta sensu lato heeft een groot verspreidingsgebied van westelijk Azië en het Arabische schiereiland west in Noord-Afrika (Maghreb) tot aan de Atlantische kust van de Westelijke Sahara, Marokko. Er worden acht ondersoorten onderscheiden waaronder twee in zuidelijk Marokko, S i saharae in het oosten en S i theresae in het westen (hierna saharae en theresae, respectievelijk). In dit artikel worden gegevens over de biologie, het voorkomen en de herkenning van de weinig bekende Marokkaanse ondersoorten gepresenteerd en de verschillen met andere taxa besproken. Het blijkt dat het verspreidingsgebied meer aaneengesloten en minder verbrokkeld is dan tot nu toe bekend. De soort blijkt niet voor te komen ten zuiden van Boujdour, Westelijke Sahara, en dus ook niet in Mauretanië, waar hij in het verleden mogelijk is verward met Krekelprinia Spiloptila clamans. Het leefgebied in Marokko wordt gevormd door steppeachtige randen van \'echte\' woestijn, met een kruidlaag en struikgewas, niet alleen in vlak terrein maar ook in bergen tot op 2550 m hoogte. Het is geen trekvogel maar na het broeden vindt enige dispersie plaats, zoals blijkt uit een noordelijke waarneming in Essaouira, Marokko. Het areaal lijkt te krimpen en de soort is zeldzaam geworden of zelfs verdwenen in grote delen van de oosthelft van zuidelijk Marokko, waar hij in 1960-80 nog vaak werd gemeld. Als oorzaak van deze achteruitgang wordt het verdwijnen van vegetatie genoemd, bijvoorbeeld door begrazing of klimaatsverandering; in berggebieden met een intacte vegetatie is geen sprake van achteruitgang. In het westen van Marokko, zoals in Lower Draa en Tarfaya, is de soort niet zeldzaam geworden, mogelijk door de invloed van de oceaan. De gegevens over broedbiologie laten zien dat meestal van begin februari tot in april nestbouw plaatsvindt maar dat soms ook al in december met nestelen kan worden begonnen; er worden twee tot vier jongen grootgebracht. Het wordt betwijfeld of de uiterlijke verschillen tussen saharae en theresae, zoals in kleur en streping, gerelateerd zijn aan hun veronderstelde verspreidingsgebied. Er blijken tussen vogels in het westen en oosten van Marokko of die van Tunesië geen verschillen in geluid te zijn. Dankzij DNA-onderzoek is recent gebleken dat de soort tot een aparte familie Scotocercidae dient te worden gerekend. De Maghreb-vogels verschillen dermate sterk in uiterlijk en geluid van de nominaat ondersoort S i inquieta in het Midden-Oosten dat genetisch onderzoek gewenst is; over de kenmerken van andere ondersoorten in westelijk Azië en het Arabisch schiereiland is zo weinig bekend dat verder onderzoek noodzakelijk wordt geacht.

Patrick Bergier, Go-South, 4 Avenue Folco de Baroncelli, 13210 Saint Rémy de Provence, France
(pbergier@yahoo.fr)
Michel Thévenot, 353 chemin des Mendrous, 34170 Castelnau-le-Lez, France
(michelthevenot@wanadoo.fr)
Arnoud B van den Berg & The Sound Approach, Duinlustparkweg 98, 2082 EG Santpoort-Zuid, Netherlands
(arnoud.b.vandenberg@gmail.com)

122 - 125 Noordse Waterlijster op Vlieland in september 2010
Ben Gaxiola & Enno B Ebels

Northern Waterthrush on Vlieland in September 2010

On 18-21 September 2010, a first-year Northern Waterthrush Parkesia noveboracensis was seen on Vlieland, Friesland, the Netherlands. It concerned the first record for the Netherlands. During its four-day stay, it was visited by more than 500 birders. Identification as Northern rather than Louisiana Waterthrush P motacilla was based on the following characters: 1 uniformly buff supercilium (bicoloured in Louisiana); 2 finely streaked chin (unstreaked in Louisiana); 3 cream-coloured underparts (more whitish with buffier rear flank in Louisiana); 4 rather fine and pointed bill (slightly heavier and blunter in Louisiana); 5 \'dirty\' flesh-coloured leg (pale pinkish in Louisiana); 6 streaking on underparts extending to rear flank (rear flank weaker streaked or unstreaked in Louisiana); 7 shortish primary projection (slightly longer in Louisiana); and 8 harsh tsik call (call of Louisiana shorter, more melodious and metallic pit).

Until late 2012, there have been 19 other records in the WP: in the Azores (six, of which four in autumn 2012), Britain (seven), Channel Islands (one), France (three) and Ireland (two). There is only one WP record of Louisiana Waterthrush (Canary Islands, November 1991).

Ben Gaxiola, A Knottenbeltsingel 42, 3135 HD Vlaardingen, Nederland
(bgaxiola@chello.nl)
Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland
(ebels@wxs.nl)

CDNA-mededelingen

126 Uitkomsten CDNA-vergadering
Dick Groenendijk, Arjan Ovaa & Willem van Rijswijk

Recensies / reviews

127 Barn Owl Conservation Handbook: a comprehensive guide for ecologists, surveyors, land managers and ornithologists by The Barn Owl Trust
Magnus S Robb

DBA-nieuws

128 Dutch Birding-vogelweekenden 2013

Corrigenda

128 Corrigenda
Redactie Dutch Birding

WP reports

129 - 137 February–mid-March 2013
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

138 - 144 Januari-februari 2013
Roy Slaterus & Vincent van der Spek
Feedback?