Recensies

Over het verdwijnen en het behoud van kwetsbare topnatuur

4 februari 2019  ·  Gijsbert van der Bent  ·  5600 × bekeken

Onno de Bruijn. 2018. Van Kerkuil tot Laplanduil. Bescherming van kwetsbare topnatuur. Uitgave Eelerwoude, Goor. ISBN: 978-90-9031308-5. Hardcover, 380 pagina’s, prijs € 24,95 (exclusief € 5,- verzendkosten). Het boek is te bestellen via www.eelerwoude.nl

Bezoekers van deze website kennen Onno de Bruijn van de twee artikelen die hij heeft geschreven voor `Goud van Oud’; over de Ortolanen in het ‘eermalig Ortolanenparadijs’ in de Achterhoek rond Winterswijk en over de Notenkrakerinvasie van 1968. Beide verhalen staan ook in deze bundel. In het eerste, veelgelezen en veelgeprezen verhaal wordt de lezer door middel van sfeervolle beschrijvingen deelgenoot gemaakt van de schoonheid van het natuurrijke cultuurlandschap in de Achterhoek van vroeger. De Bruijn heeft een goed geheugen, en, wellicht nog belangrijker, maakte altijd veel notities en landschapsfoto’s. Daardoor kan hij in retrospectief precies aanwijzen aan welk weggetjes, in welke bomen en bij welke voormalige akkertjes al die Ortolanen zaten. Met de nadruk op záten, want zoals iedereen weet is de Ortolaan inmiddels uitgestorven als broedvogel in Nederland.

Wat het voormalig natuurgebied De Beer en de landschappen van het westen van Nederland zijn voor Gerard Ouweneel, ook een bekende naam in de Goud van Oud-rubriek, is het kleinschalig, extensief gebruikte cultuurlandschap van het oosten van Nederland voor Onno de Bruijn. Beiden hebben deze waardevolle landschappen vol met ‘kritische’ vogelsoorten nog zelf meegemaakt, maar ze ook zien verdwijnen. De Ortolaan is een van die kritische soorten die (in de woorden van De Bruijn) ‘ontroerden, maar in grote regio’s zijn uitgestorven’. Denk bij die kritische vogelsoorten ook aan soorten als Klapekster, Korhoen, Duinpieper en (Zuidelijke) Goudplevier en nog een hele lijst van vogelsoorten die het in het kielzog van deze paradepaardjes ook alsmaar slechter blijven doen in de (cultuur)landschappen van de Midden-Europese laagvlakte, waar Nederland deel van uitmaakt.

De Bruijn beperkt zich in zijn bundel namelijk niet alleen tot de Achterhoek en andere Nederlandse grensstreken. Wanneer verdwenen de laatste Goudplevieren van het Duitse Wietmarscher Moor? De Bruijn heeft het uit eigen waarneming geboekstaafd. Hoe is het de Klapeksters van de Tinner Dose en de Sprakeler Heide, eveneens in Duitsland, vergaan? Het is door hem uitgebreid gedocumenteerd; met kaartjes en goedgekozen, vaak unieke foto’s, met voor wat mij betreft een eervolle vermelding voor de Klapekster-foto’s. In het boek staan foto’s van een veertigtal fotografen. Veel van de foto’s uit het boek zijn nu niet meer te maken. Ook niet meer in Polen, waar De Bruijn nog lang een wereld vond die in zijn eigen Twente al verdwenen was. Dunbevolkt, afgelegen, stil, gevarieerd, extensief agrarisch gebruikt, her en der natuurlijke waterlopen en een restje ‘onland’ Maar ook hier verdwijnt het oude, gevarieerde en vogelrijke cultuurlandschap. Het paradepaardje was hier de Scharrelaar, maar het is inmiddels al te laat om deze soort voor Noordoost-Polen te redden.

De landschappen die beschreven worden, inclusief de vogelsoorten, komen niet meer terug. De Bruijn geeft zich echter niet over aan heimwee en fatalisme. In zijn leven als ecoloog en bezield natuurliefhebber heeft hij zich sterk gemaakt voor het behoud en de bescherming van ‘topnatuur; natuur die zo mooi en kwetsbaar is dat zij ons diep raakt’, en dat doet hij nog steeds. Het is de ondertitel van zijn bundel: Bescherming van kwetsbare topnatuur. De tijd dat heel Nederland rücksichtsloos op de schop ging voor ruilverkaveling is gelukkig voorbij. Er is veel meer aandacht gekomen voor natuurontwikkeling en een beter/passend beheer van natuur die nog rest. Als ecologisch adviseur pleit De Bruijn voor binding met de gebieden die beschermd moeten worden (kom achter dat bureau vandaan!) en voor ‘intuïtie’ op basis van kennis en ervaring bij het beheer ervan. In zijn artikelen over gebieden in Twente en Salland als het Beuninger Achterveld, Lutterzand, Lemselermaten en het landgoed Singraven, en tevens bij eerdergenoemde Tinner Dose en de Sprakeler Heide geeft hij oplossingen voor passend beheer. Dat beheer is soms letterlijk werk op de vierkante meter.

Het boek begint ook niet toevallig met een verhaal over Kerkuilen. De Bruijn ziet de wonderbaarlijke wederopstanding van de ooit zo kwakkelende Kerkuilenstand als een van de grote successen van de Nederlandse natuurbescherming. Het resultaat van drie decennia onderzoek en bescherming van de Kerkuil in Liemers en Achterhoek publiceerde De Bruijn in Ardea (1994: 1-109); naar eigen zeggen zijn ‘opus magnum’. Nog zo’n lichtpunt: de Middelste Bonte Specht. De Bruijn deed op het landgoed Twickel een territoriumkartering van deze soort op basis van individuele herkenning. Nog eens wat anders dan de SOVON-methode… Het artikel over het intieme leven van deze specht in opmars bevat weer mooi gekozen foto’s en als extra een leuke tekening van enkele individueel herkenbare hoofdpersonen! En er is nog meer dat het verdwijnen van de Ortolaan c.s. (een beetje?) goedmaakt. Voor De Bruijns’ thuisbasis Twente zijn dat ook de nieuwkomers Geoorde Fuut, Kraanvogel, Rode Wouw, Slechtvalk, Oehoe en Kortsnavelboomkruiper, en het herstel bij onder meer Nachtzwaluw, Roodborsttapuit, Blauwborst en Grauwe Klauwier en, even een uitstapje naar de zoogdieren, de Steen- en de Boommarter en de Das. Tot slot een succesverhaal waarin De Bruijn persoonlijk het verschil heeft gemaakt: een conferentie, beheerplannen en een grensoverschrijdend project voor het Bialowiezawoud (‘Forest of Hope’), en een langjarig beschermingsproject voor de Laplanduil in het Vygonovskoe reservaat in Wit-Rusland. Het gaat inmiddels goed met deze soort in Wit-Rusland, en ook in Polen zijn er inmiddels broedgevallen van de Laplanduil.

Het lezen van de artikelen in de prettig geschreven, passend geïllustreerde en gevarieerde bundel Van Kerkuil tot Laplanduil was voor mij (die nog net een restant Ortolaan, Korhoen en Duinpieper in Nederland heeft kunnen meepikken) een emotionele achtbaan. Wat voorgoed verloren is gegaan in het tumult van de moderne tijd stemt tot weemoed. Maar we kunnen ons ook verheugen in nieuwe soorten, in nieuwe natuur en in beter beheer van natuurreservaten en – minder - van wat nog rest van de oude cultuurlandschappen. Met de titel Van Kerkuil tot Laplanduil (twee succesverhalen) geeft De Bruijn al aan hoe bij hem de weegschaal doorslaat.


Gijsbert van der Bent
Feedback?