Dutch Birding jaargang 35 nummer 5, 2013

Cover

Omani Owl  ·  Strix butleri
Arnoud van den Berg

Artikelen / papers

275 - 310 A new species of Strix owl from Oman
Magnus S Robb, Arnoud B van den Berg & Mark Constantine

Een nieuwe soort Strix-uil in Oman

Op 24 maart 2013 werd een nieuwe soort Strix-uil ontdekt in Al Jabal Al Akhdar, het centrale deel van het Al Hajar-gebergte in het noorden van Oman. Van grote afstand werden toen drie verschillende vocalisaties opgenomen, die alle afweken van bekende soorten op het Arabisch Schiereiland en elders. Drie nachten later werd de uil opnieuw gehoord en toen konden betere opnames worden gemaakt. Vanwege het vermoeden dat het een nieuwe soort betrof, volgden er bezoeken in de laatste week van april, de tweede helft van mei en in juli 2013. Eind april werd geen spontane vocalisatie gehoord maar één uil reageerde uiteindelijk wel op playback, en kon als eerste worden gezien. Dit betrof een nieuw exemplaar op 2 km van de oorspronkelijke locatie. Op 24 mei werd de eerste foto gemaakt op de eerste locatie, en op 26 mei volgde een uitgebreide serie foto's van hetzelfde individu. Het totale aantal opgenomen individuen steeg in mei tot zes of zeven, alle hoog op kliffen boven dezelfde wadi. In juli werden opnieuw foto's gemaakt van hetzelfde exemplaar als op 24-26 mei, dat er inmiddels gehavend uitzag, vermoedelijk vanwege lichaamsrui.

Geluids- en verenkleedkenmerken demonstreren dat de in mei opgenomen en gefotografeerde uilen een nieuwe soort vertegenwoordigen, waarvoor de auteurs de naam Omaanse Uil Strix omanensis voorstellen. Het holo­type betreft het naar wordt aangenomen nog levende exemplaar in plaat 374. Er worden ook andere foto's en vier sonagrammen van hetzelfde exemplaar getoond. De coördinaten van de typelocatie in Al Jabal Al Akhdar, Al Hajar-gebergte, Al Batinah, Oman, zijn 23˚18'N, 57˚41'E.

Het beschrijven van een nieuwe soort door middel van een illustratie is controversieel maar wel expliciet toegestaan in artikel 72.5.6 en 73.1.4 van de International Code of Zoological Nomenclature, onder de conditie dat niet de illustratie maar het geïllustreerde exemplaar het holotype vormt. Verschillende voorbeelden worden genoemd waarbij het beschrijven van een nieuw taxon zonder balg niet tot taxonomische complicaties heeft geleid. De auteurs hebben geen exemplaar verzameld om drie redenen. 1 Slechts zes of zeven exemplaren waren bekend, te weinig om een exemplaar te verzamelen zonder de populatie in gevaar te brengen. 2 Het doden van de meest toegankelijke individuen zou verdere studie kunnen verhinderen. 3 Het verzamelen van de enige endemische soort van Oman (zie onder) zou tot veel lokaal onbegrip leiden. Het Natuurhistorische Museum van Muscat, Oman, doodt bijvoorbeeld geen dieren ten behoeve van hun collectie en accepteert slechts dieren die dood worden aangetroffen door het publiek. Er is onderzocht of er zich een balg van Omaanse Uil in een museum bevond maar dat leverde niets op, ook niet in de vrieskisten van het museum in Muscat. Wereldwijd zijn er heel weinig Strix-uilen van het Arabisch Schiereiland in museumverzamelingen en er is geen exemplaar uit Oman aangetroffen.

De enige andere Strix-uil die op het Arabisch Schier­eiland voorkomt is Palestijnse Bosuil S butleri. Het type-exemplaar van Palestijnse ligt thans in het Natural History Museum, Tring, Engeland. Op de typelocatie (Makran­kust, Beloetsjistan, Pakistan) is nimmer een Strix-uil aangetroffen en dus ook geen Palestijnse Bosuil. Indien het type-exemplaar van Palestijnse in feite een Omaanse Uil zou blijken te zijn, zou de nieuwe uil de naam S butleri moeten krijgen en Palestijnse een andere naam. De typelocatie van Palestijnse is echter altijd twijfelachtig geweest (Hume ontving de balg via tussenpersonen) en het is dus onduidelijk waar het type-exemplaar vandaan komt. Ook elders in Pakistan of Iran is nooit een Palestijnse vastgesteld. Het type-exemplaar vertoont bovendien de kenmerken van Palestijnse zodat geen namenruil verwacht hoeft worden.

Omaanse Uil is een middelgrote uil zonder oorpluimen, met een duidelijk omrande gezichtsschijf, grote geeloranje tot oranje ogen, lange poten en een korte staart. De gezichtsschijf is tweekleurig, met donkergrijs boven en opzij van het oog, en lichtgrijs van net boven het oog naar beneden. De bovendelen zijn koud donkerbruin met vaag begrensde lichte vlekken. De onderdelen zijn bruingeelachtig wit, geleidelijk wit wordend vanaf de borst, met lange lengtestrepen maar geen dwarsstrepen. De vleugel heeft donkere banden die van binnen naar buiten breder en donkerder worden, waardoor een brede donkere achterrand van de vleugel ontstaat. De staart heeft twee brede banden in het buitenste deel en twee smalle, vage banden in het binnenste deel.

Er worden vier typen vocalisaties beschreven die allemaal door het holotype zijn gemaakt en door de auteurs opgenomen. Samengestelde zang kan worden beschreven als HOE...........HWA....ha-HA. Het bestaat uit drie delen waarvan alleen de laatste meerdere noten heeft. De eerste, tweede en vierde noot staan op min of meer gelijke afstand van elkaar, terwijl de derde een opmaat vormt naar de vierde. De eerste noot is iets lager dan de overige. Qua toonhoogte is de samengestelde zang van Omaanse Uil vergelijkbaar of lager dan die van Oeraluil S uralensis, met als hoogste tot nu toe gemeten frequentie 400 Hz. Er zijn ook varianten bekend met tot vier noten in het laatste deel en tot twee in het eerste, waardoor de meeste complexe variant dus zeven noten heeft. Pulserende zang kan worden beschreven als hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe-hoe, en bestaat uit een aantal min of meer gelijke tonen die even laag of lager zijn dan bij de samengestelde zang. Er zijn c 10-15 noten per strofe, en de strofen worden gemiddeld zes keer per minuut herhaald. De frequentie en de intensiteit stijgen iets tot het midden van de strofe, om daarna weer licht af te zakken naar het einde. Soms zijn tussenvormen van de zang te horen, meestal in de loop van series pulserende zang. Deze zijn erg onregelmatig maar neigen naar samengestelde zang, door bijvoorbeeld een suggestie van een driedelige structuur. De alarmroep bestaat uit een snelle serie vrij nasale blaffende klanken, elk met een stijgende toonhoogte. De snelheid is iets groter dan bij pulserende zang, en het ritme is minder regelmatig. Bovendien is de alarmroep hoger en met sterkere boventonen: njek-njek-njek-njek-njek... De contactroep is een stijgende, nasaal klinkende roep die kan worden beschreven als NJEP of, wanneer er een lichte daling aan het eind komt, NJEPoe.

Omaanse Uil hoort duidelijk tot het genus Strix. De sterkste morfologische overeenkomsten met andere leden van dit genus zijn grootte, structuur van de gezichtsschijf en het ontbreken van oorpluimen. Binnen Strix verschilt Omaanse van de meeste soorten door de oranje­gele ogen. In het Palearctische gebied hebben alleen de lichtere Palestijnse Bosuil en de veel grotere Laplanduil S nebulosa respectievelijk geeloranje en lichtgele ogen.

Palestijnse Bosuil is waarschijnlijk de soort die het meest verwant is aan Omaanse Uil. Omaanse verschilt van Palestijnse door zijn donkerdere verenkleed. De gezichtsschijf van Omaanse is contrastrijker, met opvallend donkergrijs boven en opzij van de ogen (bij Palestijnse veel egaler witachtig tot grijsachtig). De bovendelen zijn donkerbruin (bij Palestijnse variërend van licht zandkleurig grijsbruin tot roodbruin). De witachtige onderdelen van Omaanse hebben geen dwarsstrepen maar wel lange en opvallende lengtestrepen (bij Palestijnse zijn de onderdelen meer bruingeel getint en onopvallend gemarkeerd met dwarsstrepen en veel kortere lengtestrepen). De slagpennen van Omaanse tonen minder wit op de bovenzijde dan bij Palestijnse, en minder opvallende zwartachtige banden. De staartveren van Omaanse tonen op de onderzijde twee brede donkere buitenste banden en twee smalle­re binnenste, terwijl de staartbanden van Palestijnse iets minder breed en meer gelijk van breedte zijn.

Verschillen in geluid tussen Omaanse Uil en Palestijnse Bosuil zijn groot. De samengestelde zang van Omaanse bestaat meestal uit vier noten, terwijl er bij Palestijnse vrijwel altijd vijf zijn en nooit vier. Bovendien is het ritme anders bij Palestijnse, met twee noten in het tweede deel, terwijl er bij Omaanse nooit twee zijn. De frequentie is veel hoger bij Palestijnse, vergelijkbaar met of hoger dan Turkse Tortel Streptopelia decaocto, terwijl de toonhoogte van Omaanse kan worden vergeleken met een mannetje nominaat Ransuil Asio otus otus (dus lager dan Houtduif Columba palumbus). De lengte van de samengestelde zang is c 3 sec bij Omaanse en 1.5 sec bij Palestijnse. Bij Omaanse worden samengestelde en pulserende zang ongeveer even vaak gebruikt en voor lange perioden, terwijl bij Palestijnse pulserende zang veel minder vaak en slechts gedurende enkele seconden wordt gebruikt. Bovendien is pulserende zang van Omaanse lager en wordt deze iets trager voortgebracht. De alarmroep van Omaanse is vergelijkbaar met die van Palestijnse maar iets lager en langzamer, en wordt minder snel voortgebracht. De contactroep van Omaanse is veel lager dan de meer fluitende van Palestijnse, en heeft een veel sterkere nasale toon.

Dezelfde vier vocalisaties worden vergeleken met alle Strix-uilen die binnen een straal van 3500 km van de type­locatie van Omaanse Uil voorkomen. Hierdoor wordt duidelijk dat er veel homologieën bestaan tussen de geluiden van de verschillende soorten. Oeraluil is misschien de soort die wat geluid betreft het meeste op Omaanse lijkt, vooral wat betreft de pulserende zang. Bij Bosuil S aluco is de pulserende zang veel sneller, zodat het eerder bibberend klinkt. De bekende samengestelde zang van Bosuil is veel langer, hoger en heeft andere proporties, hoewel de basisstructuur nog wel wat overeenkomsten met Omaanse toont. Drie Strix-uilen uit Azië hebben veel kortere samengestelde zang dan Omaanse: Bruine Bosuil S leptogrammica, Indische Bosuil S ocellata en Kleine Himalayabosuil S nivicolum. Van die soorten is nog niet duidelijk of ze ook pulserende zang hebben. Afrikaanse Bosuil S woodfordii heeft een samengestelde zang die even hoog is als die van Palestijnse Bosuil maar met zeven noten in plaats van vijf. De pulserende zang van Afrikaanse wordt zelden opgenomen. Uit één opname blijkt echter dat deze vergelijkbaar is met die van Palestijnse, met vooral een hogere snelheid.

Op verschillende momenten kon worden vastgesteld dat twee Omaanse Uilen dicht bij elkaar zaten te roepen. In twee verschillende territoria kon worden gehoord dat één van de twee een iets hogere en meer heldere stem had dan de andere. Dit suggereert seksueel dimorfisme, wat bij de meeste uilen goed te horen is. Er zijn echter nog geen waarnemingen gedaan waardoor het duidelijk werd welk geslacht bij welke toonhoogte hoort. Bij vrijwel alle Strix-uilen heeft het vrouwtje de hogere stem. De enige bekende uitzonderingen zijn Palestijnse Bosuil en, voor minstens één type vocalisatie, Indische Bosuil. Bij alle soorten waarvoor informatie beschikbaar was is er of geen verschil in timbre/klankkleur, of het vrouwtje heeft de minder heldere stem. Er zijn nog geen Strix-soorten bekend waarbij het vrouwtje een helderdere stem heeft dan het mannetje. Daarom is het ook waarschijnlijk dat bij Omaanse Uil de vogel met de lagere, minder heldere stem het vrouwtje betreft. De lagere stem zou dan een uitzondering zijn die Omaanse met Palestijnse deelt.

Momenteel zijn er slechts zes of zeven individuen bekend van Omaanse Uil maar de beschikbaarheid van vergelijkbare habitat op andere locaties in het Al Hajar-gebergte maakt het aannemelijk dat er meer exemplaren zijn. Dit gebergte is sterk geïsoleerd en Omaanse Uil is daarom hoogstwaarschijnlijk endemisch binnen het Al Hajar-gebergte, waarvan het hoogste en grootste deel binnen Oman ligt. Palestijnse Bosuil is overigens nog nooit in het noorden van Oman of in de Verenigde Arabische Emiraten vastgesteld maar komt wel op meer dan 830 km afstand in Dhofar in zuidelijk Oman voor. Het Al Hajar-gebergte heeft één endemisch zoogdier en verschillende endemische reptielen. Omaanse Uil is de enige endemische vogelsoort van het gebergte en van heel Oman. Voor het Arabisch Schiereiland zijn ten minste 11 endemische vogelsoorten bekend, waarvan de meeste in Jemen en het zuidwesten van het Arabisch Schiereiland voorkomen.

De laatste soort die werd ontdekt in het West-Palearctische gebied (WP; inclusief het Arabisch Schiereiland en Iran) is het in 2008 beschreven Monteiro's Stormvogeltje Oceanodroma monteiroi, voorheen een 'cryptische' populatie van Madeira­stormvogeltje O castro. Omaanse Uil is echter de eerste 'niet-cryptische' nieuwe vogelsoort voor de WP in 40 jaar. De vorige was Algerijnse Boomklever Sitta ledanti in 1973. Op basis van huidige kennis is Omaanse Uil de zeldzaamste uil in de WP. Het is belangrijk dat er eerst een grondige inventarisatie wordt uitgevoerd om te bepalen welk niveau van bescherming vereist is. Daarna kan door verder onderzoek de kennis over deze soort stapsgewijs worden uitgebreid.

Magnus S Robb, Rua Dr Pedro de Almeida Lima 6, 2710-122 Sintra, Portugal
(magnus.robb@me.com)
Arnoud B van den Berg, Duinlustparkweg 98, 2082 EG Santpoort-Zuid, Netherlands
(arnoud.b.vandenberg@gmail.com)
Mark Constantine, 24 Constitution Hill Road, Poole, Dorset BH14 0QD, England

311 - 332 Kleinst Waterhoen in Nederland: voorkomen en herziening van gevallen in 1800-2006
Justin J FJ Jansen

Baillon's Crake in the Netherlands: occurrence and revision of records in 1800-2006

This article presents the results of a review of Baillon's Crake Porzana pusilla records in the Netherlands in 1800-2006. During the period 1976-2006, the species was considered by the Dutch rarities committee (CDNA) but, unlike many other rare bird taxa, the pre-1976 records had not been revised. In the present revision, 265 records were reviewed: 110 records were or remained acceptable (including several breeding records; cf figure 1), and 155 records were or remained not acceptable. Appendix 1a-b lists the accepted records and appendix 2a-b the non-accepted ones. The results of this revision have been adopted by the CDNA.

The number of birds being accepted is 228 (including pulli; if the number of pulli is unknown but more than one, two birds were counted). The monthly distribution is as follows (based on the first record date): April (one), May (26), June (35), July (11), August (17) and September (seven). From 13 breeding records, the month is unknown but, assumingly, these birds were found in May-June. The years with the highest number of records are: 1857 (18), 1858 (10), 1862 (six), 1898 (five), 1957 (seven), 1958 (eight), 1964 (10), 1965 (10), 1971 (11), 1975 (nine) and 2005 (17).

Justin J F J Jansen, Ravelijn 6, 5361 EJ Grave, Nederland
(justin.jansen@gmail.com)

Corrigenda

333 Corrigenda
Redactie Dutch Birding

CDNA-mededelingen

333 Uitkomsten CDNA-vergadering
CDNA

WP-reports

333 - 342 August to mid-September 2013
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

343 - 356 Juli-augustus 2013
Roy Slaterus & Vincent van der Spek
Feedback?