DB Actueel Online
Op gezette tijden wil de website aandacht besteden aan actuele ornithologische fenomenen. De Nederlandse vogelaars worden (gelukkig maar) nog regelmatig verrast. Door een influx van een bepaalde soort of bepaalde soorten, door een uiterst zeldzame soort waarvan de meeste vogelaars nog niet eens de juiste Nederlandse naam weten, door onverwachte determinatieproblemen en dergelijke. De kracht van dit medium is dat er direct en interactief ingegaan kan worden op deze spannende gebeurtenissen in het veld. Wat is er precies aan de hand? Wat is hier al van bekend? Is er al eerder over geschreven in Dutch Birding? Hoe denkt men in het veld hierover?
Een halve eeuw Grielen op bezoek
7 mei 2019 · Arjan Boele & Erik van Winden · 3719 × bekeken
Jac. P. Thijsse schreef begin 20ste eeuw over de Griel: ‘Tegen den avond en vroeg in den morgen hoort men ’t geschreeuw schar-luup, wel wat gelijkend op wulpenroep’ en ‘(…) liggen overdag vaak plat languit op den grond en worden dan door hun wondermooie schutkleur moeilijk opgemerkt.’ Dat ‘geschreeuw’ in de broedtijd horen we niet meer, maar ieder jaar komen enkele trekkers naar ons land en die zijn soms verrassend moeilijk waarneembaar. Zo zagen diverse bezoekers van een Griel op 3 mei 2004 bij Polsbroek Ut alleen een groot geel oog in de vegetatie, van een vogel die de hele dag vrijwel geen stap verzette.
Om het voorkomen te beschrijven zijn de databases gecombineerd van het Bijzondere Soorten Project niet-broedvogels (BSP; 1989-2018), Waarneming.nl (1835-2018), CDNA (Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna, dutchavifauna.nl; 1969-2008) en Vogeltrekatlas.nl (1950-2018). De in totaal 2294 waarnemingen werden na controle op dubbele en vervolgwaarnemingen teruggebracht tot 178 gevallen (223 vogels). Hieronder schetsen we een beeld van het voorkomen, voornamelijk sinds 1969, het eerste jaar dat de soort door de CDNA beoordeeld werd (148 gevallen en 150 vogels). De database is vast incompleet, ook omdat sommige waarnemingen geheimgehouden zijn, maar zal een goede afspiegeling geven van het optreden in Nederland de afgelopen halve eeuw. Griel Burhinus oedicnemus, Homoet (GLD), 1 augustus 2016 (Toy Janssen)
Broedgebied West-Europa
Grielen broeden in West-Europa in het zuiden van Engeland (2016: 320-380 paren; rspb.org.uk), in Frankrijk (2009-12 19.000-28.000 paren volgens de Franse vogelatlas; Issa & Muller 2015) en op het Iberisch schiereiland. Ze overwinteren in het Middellandse Zeegebied en West-Afrika. De gecombineerde broedvogeltrend over 1998-2015 in Spanje, Frankrijk en Italië zou stabiel zijn (EBCC/BirdLife/RSPB/CSO).
De voor ons dichtstbijzijnde broedgebieden bevinden zich in Champagne, Noord-Frankrijk (relatief extensief gebruikte akkergebieden) en Norfolk, Engeland (open, seminatuurlijke graslanden). Het aantal broedparen en het broedsucces in Engeland is positief gecorreleerd met het aantal konijnen in het vroege voorjaar en voorgaande jaar. De konijnen zorgen voor een korte vegetatie, een verstoorde grond en een lagere predatiedruk op de pullen (Bird Study 46-2: 145-156). In Engeland nam het aantal paren tussen 1940 en 1985 met 85% af tot c. 150 paren om vervolgens, dankzij intensieve nestbescherming en lokaal biotoopherstel, te groeien tot rond 400 paren. Kou in 2013 zorgde voor een afname van 20% van de broedpopulatie (rspb.org.uk). In Duitsland stierf de soort eind jaren zeventig uit maar worden vanaf 2011 weer broedgevallen vastgesteld in de zuidwesthoek (Duitse broedvogelatlas; Gedeon et al. 2014).
Voormalige Nederlandse broedvogel
De Griel was lange tijd een vrij schaarse broedvogel in de duinen van Noord- en Zuid-Holland, heel misschien ook (incidenteel?) op de Veluwe (Limosa 64: 165). De Amsterdamse Waterleidingduinen tussen Zandvoort en Noordwijk vormden het laatste bolwerk. Strijbos schatte de Nederlandse populatie in 1923 op c. 30 broedparen waarvan 18-20 in de AW-duinen. Meestal arriveerden de broedvogels midden-maart en bleven ze tot de tweede week van oktober, soms november. Het laatste zekere broedgeval dateert rond 1957. Gelet op de langdurige aanwezigheid van baltsende vogels is een enkel later broedgeval niet uitgesloten.
Engelse en Franse vogels in Nederland
Bij ons zijn enkele ringmeldingen bekend van Grielen uit de Engelse broedgebieden (Vogeltrekatlas.nl). Een daar op 1 juni 1980 geringde volwassen vogel werd op 10 mei 1995 dood gevonden bij Wijk aan Zee NH, een op 11 juli 2011 geringde pul op 11 mei 2012 bij Pieterburen Gr. De kleurring van een nestjong (9 juni 1993) werd op 5-7 juni 1994 afgelezen bij Wilp Gl en een andere als pul gekleurringde Griel (10 juni 2009) dook een klein jaar later op bij Beugen NB (4 mei 2010). Een vogel met een rode kleurring die van 30 maart t/m 1 april 1996 in Westenschouwen Zl aanwezig was, bleek niet individueel herkenbaar maar kwam uit Engeland. Dat geldt ook voor een vogel met een groene en oranje ring op 22 mei 1999 in de Kennemerduinen NH (R. Green, via R. Vlek). Een exemplaar dat op 23 juli 2008 als jong kleurringen kreeg in West-Frankrijk werd 5 mei 2012 afgelezen, 770 km naar NNW, bij trektelpost Maldens Vlak bij Malden Gl. De enige in Nederland geringde Griel (een pul op 16 juni 1950) werd nooit teruggemeld (Vogeltrekatlas.nl).
Goede kans dus dat de meeste Grielen die in Nederland gezien worden Engelse vogels zijn. Ook de waarnemingen van Grielen die op 7 juli en 1 september 2004 bij telpost Westkapelle vanuit zee aan kwamen vliegen, lijken dit te bevestigen. Bedenk wel dat de ringinspanning in Engeland hoger is dan die in Frankrijk, wat de kans op het aflezen van een Engelse vogel groter maakt. De Nederlandse waarnemingen passen echter goed in het trendverloop van de Engelse populatie (zie verderop).
Vooral voorjaarswaarnemingen
Van alle Grielen in 1969-2018 werd 74% in de voorjaarsmaanden gezien, met name in mei (figuur 1). Dat is conform het beeld in België (67%) en Denemarken (73%) (zelfde tijdvak). Vroeg waren vogels op Vliegveld De Peel bij Venray (14 maart 2017) en in Lentevreugd bij Wassenaar (23 maart 2010). De data waarop 10%, 50% (mediaan) en 90% van de voorjaarsvogels (t/m juni) ontdekt werden, zijn 8 april, 10 mei en 6 juni (n=111). In België zijn de vogels gemiddeld iets vroeger (mediane voorjaarsdatum 1969-2018: 29 april, n=56; belgianrbc.be), met relatief wat meer exemplaren in maart (België 9%, Nederland 4%). In Denemarken is de soort nog zeldzamer en lijkt het patroon op het Nederlandse (mediaan 11 mei, n=26 in 1969-2018; netfugl.dk). In het najaar trekken de meeste Grielen door in juli-augustus met een uitloper tot in oktober (laatste op 24-25 oktober 2004 in Verdronken Land van Saeftinghe Zl). De mediane najaarsdatum is bij ons 16 augustus (n=39), in België 28 augustus (n=21) en in Denemarken 31 juli (n=13). De lage aantallen maken een goede vergelijking in dit seizoen onmogelijk.
Geen winterwaarnemingen meer
In Nederland werden de afgelopen halve eeuw geen Grielen gezien in november-februari. Zulke waarnemingen kwamen ‘vroeger’ waarschijnlijk met enige regelmaat voor (o.a. een groep van 8-10 op 11 november 1921 in de AW-duinen; Ardea 11: 143), België (3 in de jaren twintig), Denemarken (5 in de eerste helft van de vorige eeuw) en Helgoland (6 van de 14 vogels uit de 19e eeuw, maar geen enkele van de 24 vogels na 1900; oag-helgoland.de , Dierschke et al. 2011. Die Vogelwelt der Insel Helgoland). Alleen Denemarken heeft recent zo’n geval (19 november 1997). Zou het ontbreken van recente winterwaarnemingen te maken hebben met de verdwijning als broedvogel uit Nederland en Noord-Duitsland? In Engeland blijven sommige vogels lang hangen en overwintert incidenteel een enkele Griel (Balmer et al. 2013, Bird Atlas). Figuur 1. Griel. Seizoenspatroon in 1969-2018 met het aantal ontdekte vogels per vijfdaagse periode (groen); langdurig pleisterende vogels doen in meerdere perioden mee (blauw).
Kuststreek favoriet
Grielen zijn de afgelopen halve eeuw in alle provincies gezien, maar het zwaartepunt ligt langs de Noordzeekust. Van de 150 vogels dook ruim een derde op in de kuststreek tussen Vlissingen en Den Helder (figuur 2).
Opvallend in het binnenland is het cluster aan waarnemingen op (en net buiten) de Veluwe, in totaal zitten er 15 gevallen uit Gelderland in de database. Grielen zijn (zeer) zeldzaam in Groningen (2), het ‘binnenland’ van Friesland (3), Drenthe (4), Overijssel (2), Flevoland (4) en Utrecht (2). De zuidelijke binnenland-provincies deden het beter (Limburg 11, Noord-Brabant 9) maar halen het niet bij de kustprovincies: Friese Waddengebied (16), Noord-Holland (27), Zuid-Holland (34) en Zeeland (21). Figuur 2. Griel. Verspreiding in 1835-2018 waarbij onderscheid is gemaakt in drie perioden: 1935-68 (database zeer onvolledig), 1969-98 (start beoordeling door CDNA in 1969, start BSP in 1989) en 1999-2018.
Meer Grielen in Nederland… vooral Engelse vogels?
Het is duidelijk dat het aantal meldingen van Grielen bij ons recent is toegenomen (figuur 3). Een toename sinds 1989 is ook vastgesteld in België (gemiddeld per 10 jaar 1,5 resp. 2,5 en 2,7 vogels) en Denemarken (0,5 resp. 1,1 en 1,6).
Ringaflezingen in Nederland wijzen op zowel een Franse (1 vogel) als Engelse (6) herkomst. Ook een gekleurringde vogel op 13 maart 1991 in Zeebrugge, België, was afkomstig uit Engeland (pul, 9 mei 1990 Norfolk; waarnemingen.be). De Duitse ringatlas (Bairlein et al. 2013) geeft meldingen van Engelse jongen van 11-13 mei 2007 op Helgoland (kleurring, juni 2006 Wiltshire, ZW-Engeland; Dierschke et al. 2011) en in Beieren (geen datum vermeld).
De Franse vogel in mei 2012 bij Malden past goed bij een op de voorjaarstrek ‘doorgeschoten’ vogel die, bijvoorbeeld vanuit Afrika, te lang in de juiste richting is blijven vliegen. Een analyse van in Engeland geringde vogels (n=2673 waarvan 128 teruggemeld) lijkt te wijzen op een ‘lustrek’ (Wernham et al. 2002, Migration Atlas). In het najaar vliegen de vogels vrijwel pal zuidelijk met meldingen (van geschoten vogels) in vooral West-Frankrijk en Spanje tot NW-Afrika (één in Sierra Leone). De voorjaarstrek speelt zich wat oostelijker af met meldingen in april-juni uit Malta, Nederland en België (daar kwam na publicatie nog Duitsland bij). Sommige afgelezen vogels verschenen later weer in het broedgebied. De toename van het aantal vogels in Nederland sinds 1990 (figuur 3) past bij het voorzichtige herstel van de Engelse populatie. Andere factoren die waarschijnlijk een rol spelen bij het positieve beeld sinds 1990 zijn de toename van het aantal waarnemers, een vollediger database (o.a. Waarneming.nl) en een betere documentatie (foto’s).
Met dank aan alle waarmemers en aan Ruud Vlek voor het beschikbaar stellen van de prachtige, historische foto’s. Figuur 3. Griel. Aantal vogels in Nederland per jaar (1969-2018) en schatting van de Engelse broedpopulatie (‘begin jaren zeventig’, rond 1985 & 1990-2016; Sharrock 1976, rspb.org.uk).
Regelmatig verschijnen er artikelen in Sovon-Nieuws over zeldzame en schaarse soorten in Nederland op basis van trektellingen, ringvangsten en losse waarnemingen. In het onlangs verschenen nummer (Sovon-Nieuws 32: 1, pag. 3-5) staat een artikel over de Grielen. Hieronder is een deel daarvan geplaatst. Het volledige artikel is hier in pdf te lezen.
Arjan Boele & Erik van Winden
Discussie
Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.