Recensies

Seltene Vögel in Deutschland 2017

17 oktober 2019  ·  Peter de Vries  ·  2816 × bekeken

Elk jaar, zo rond het begin van de herfst valt bij mij het jaarbericht van de Deutsche Avifaunistische Kommission (DAK) op de mat. Dit moment zorgt altijd weer voor een gevoel van blijdschap, en dat was deze keer niet anders. Het geeft mij veel plezier dit, bijna zeventig pagina’s tellende bericht, door te bladeren, een beetje weg te dromen en te vergelijken met de zeldzaamheden-situaties in ons landje. Want verschillen zijn er zeker, maar daarover straks wat meer.

Het overgrote deel van het verslag is ingeruimd voor een opsomming van de zeldzaamheden die in Duitsland in 2017 zijn waargenomen -en aanvaard. De opmaak van dit deel is te vergelijken met een willekeurig Nederlands CDNA-verslag; een opsomming van de gevallen, de totale aantallen en bij een flink aantal soorten een korte beschrijving en duiding van het geval of de gevallen.

In totaal zijn 376 gevallen van 77 (onder)soorten opgenomen in het verslag. Nieuwe soorten op de Duitse lijst zijn Aziatische Grote Zee-eend (16 januari in de Oostzee, pas later herkend op een foto van langsvliegende Zee-eenden) en Bruine Gent (dezelfde vogel die op 20 augustus door Nederland is gevlogen). Voor de derde keer werd Woestijngrasmus en Steenortolaan vastgesteld (stel je voor, dit is de derde sinds de eerste in 2009!) en het vijfde geval van Oostelijke Gekraagde Roodstaart. In 2017 broeden voor het eerst Brilgrasmus en Zwartkopgors in Duitsland.

Het blijft leuk het lijstje met soorten van onze oosterburen te vergelijken met die van ons. Naast de genoemde Steenortolaan zijn bijvoorbeeld Reuzenzwartkopmeeuw (een geval in 2017, de 32e…) en Kleine Torenvalk (de 7e in 2017, naast gevallen in 2015 en 2016, dus het derde jaar op rij dat deze soort is waargenomen…), Sakervalk (twee gevallen met 52 gevallen in totaal) en Eleonora’s Valk (14e geval) opvallende verschillen. Omgekeerd kan het ook; Cetti’s Zanger is in Duitsland loeizeldzaam, met een enkel geval in 2017 (pas het 22e geval ooit) en Noordse Boszanger (het 11e geval met in Nederland t/m 2017 29 gevallen).

In Duitsland werkt men – net als in bijvoorbeeld een land als Groot-Brittannië – met categorieën. Over een mogelijke wilde herkomst van een aantal soorten doet men niet zo moeilijk, die komen simpelweg niet in categorie A (wilde vogels). Zo worden rücksichtslos gevallen van (ongeringde en/of overvliegende) Monniksgier, Lammergier en beide soorten Pelikanen in categorie E (zekere niet wilde herkomst) geplaatst. Een voorbeeld hoe stringent men hierin is: een Kroeskoppelikaan die door Groot-Brittannië, Frankrijk en Polen toerde en in deze landen als wilde vogel wordt beschouwd (en als zodanig ook is aanvaard), is in Duitsland in categorie D (mogelijke niet wilde herkomst) terecht gekomen. Voor ons misschien (te) kort door de bocht, maar het schept hoe dan ook wel duidelijkheid.  

Naast het verslag van 2017 maken nog drie artikelen deel uit van dit jaarbericht. Het eerste artikel gaat over het opmerkelijke broedsel van Brilgrasmus in de Eifel. Tot verbazing van eenieder bleek naast het mannetje een vrouwtje aanwezig en werden maar liefst zes jongen waargenomen. Een zo noordelijk territoriaal en zingend mannetje Brilgrasmus is bijzonder, maar dat hij een vrouwtje heeft gevonden is echt verbijsterend. In het artikel wordt het broedgeval uitgebreid beschreven. Tevens worden de kenmerken van de jongen vergeleken met die van jonge Grasmussen. Daarnaast wordt ingegaan op gevallen in West-Europa en Duitsland. Klimaatverandering wordt aangevoerd als mogelijke oorzaak van dit noordelijke broedgeval.

Het tweede artikel gaat uitvoerig in op de Bruine Gent van 20 augustus. Na in Nederland gezien te zijn bij Lopik werd deze vogel op twee verschillende plekken in Duitsland gezien. De beide ontdekkingen worden beschreven. Ook wordt dit geval fenologisch en geografisch vergeleken met de 33 gevallen in Europa(t/m 2018). Bruine Genten worden steeds vaker in Europa gezien en zouden in theorie elke maand van het jaar (met de nadruk op de zomer en vroege herfst) kunnen worden waargenomen.

Het derde artikel, een revisie van de Duitse lijst vanaf 1 januari 2019, is voor ons Nederlanders op het eerste oog misschien minder interessant, maar niets is minder waar. Het gedeelte met een uitleg over waarom een aantal soorten van de landelijke lijst van de te beoordelen soorten worden afgevoerd is voor ons nog wel te begrijpen. Maar daarna komt het…

Om een (nieuwe) soort op de Duitse lijst te plaatsen is, naast de beoordeling door de DAK, ook ‘toestemming’ nodig van de commissie die de Duitse lijst onder haar beheer heeft (Kommission Artenliste der Vögel Deutschlands). En hierbij is te merken dat de DAK een progressievere en een wellicht realistischere kijk heeft op de criteria die het mogelijk maken een soort toe te voegen aan de Duitse lijst dan de Artenliste-commissie. En dus krijg je de – in mijn ogen – vreemde situatie dat de DAK van mening is dat bepaalde soorten kunnen worden toegevoegd aan de Duitse lijst, maar dat de commissie die dit formeel moet regelen het hiermee niet eens is. Voorbeelden hiervan zijn Witkruintapuit, Bruinkopkoevogel en Witkeelgors. Geaccepteerd, maar komen niet op de Duitse lijst (en zijn dus ook niet telbaar voor de Duitse ‘lijsters’). Uit betrouwbare bron weet ik dat dit voor sommige fanatieke vogelaars frustrerend kan zijn.

Hoe dan ook, dit verslag mag er zijn! Een compliment aan de samenstellers en de redactie die ook dit jaar weer een uiterst fraai vormgegeven en leesbaar verslag hebben geproduceerd. Dit jaarverslag is natuurlijk in de Duitse taal, maar met Engelse samenvattingen, dus voor eenieder goed te begrijpen. De totale kosten bedragen 13,80 Euro (dit is inclusief verzendkosten naar Nederland) en het is te bestellen door een mailtje te sturen (mag in het Duits, maar kan natuurlijk ook in het Engels) naar schriftenversand@dda-web.de.

Peter de Vries

Discussie

Gebruikers van het forum gaan akkoord met de forumregels.

Feedback?