Dutch Birding jaargang 34 nummer 3, 2012

Voorpagina

Kaspische Plevier  ·  Anarhynchus asiaticus
Edwin Winkel

Artikelen / papers

137 - 150 Invasion of White-headed Long-tailed Tits in the Netherlands in 2010-11: progression, numbers and distribution
Rob S A van Bemmelen, A H V (Ton) Eggenhuizen & Wouter Faveyts

Invasie van Witkopstaartmees in Nederland in 2010-11: verloop, aantallen en verspreiding

Witkopstaartmees Aegithalos caudatus caudatus (hierna caudatus) heeft een enorm verspreidingsgebied, van Fennoscandinavië tot Japan. Terwijl westelijke populaties van Staartmezen, zoals de in West-Europa broedende A c europaeus (hierna europaeus), niet of nauwelijks trekgedrag vertonen, ligt dit anders voor noordelijke populaties van caudatus. In West-Europa is caudatus een zeldzaamheid. In de herfst van 2010 voltrok zich een grote invasie van Oekraïne tot in West-Europa, die de gehele winter en tot ver in het volgende voorjaar waarnemingen opleverde. In dit artikel wordt het verloop van deze invasie beschreven aan de hand van veldwaarnemingen, trektellingen en ringgegevens. Vervolgens wordt de vergelijking gemaakt met de situatie elders in Europa. Ook groepsgrootte en -samenstelling worden behandeld.

Een database van veldwaarnemingen werd opgebouwd uit de gegevens van www.waarneming.nl en www.dutchbirdalerts.nl. Trektellingen werden verkregen van www.trektellen.nl. Ringgegevens werden gevraagd aan alle ringers die in 2010-11 Staartmezen vingen. De situatie in de rest van Europa wordt beschreven aan de hand van publicaties en informatie van contactpersonen.

De invasie van Witkopstaartmees van 2010-11 is zonder twijfel de meest omvangrijke die ooit voor Nederland is beschreven. Het is onmogelijk om een precieze schatting te maken van het aantal betrokken individuen maar dit moeten er minstens 2400, waarschijnlijk vele 1000en en misschien wel 10 000 zijn. Er is geen duidelijk ruimtelijk patroon te ontdekken in de waarnemingen.

De invasie werd in veel West-Europese landen opgemerkt. Waarnemingen in België, Frankrijk en Zwitserland leidden tot de toevoeging van caudatus aan de nationale lijsten. Ook in landen waar caudatus regelmatig voorkomt of waar de status onduidelijk is (bijvoorbeeld door intergradatie met europaeus) werden hoge aantallen gemeld. In de Baltische landen zijn sinds de jaren 1960 regelmatig invasies van caudatus vastgesteld, en ook hier werden in 2010-11 hoge aantallen gevangen, maar niet de hoogste ooit. Blijkbaar dringen invasies, zelfs als daarbij veel individuen betrokken zijn, niet noodzakelijkerwijs door tot West-Europa.

Net als eerdere invasies in Europa had ook die van 2010-11 een oostelijke oorsprong (in plaats van een Fennoscandinavische). De eerste bewegingen werden in Oekraïne en de Baltische landen waargenomen, en in Fennoscandinavië werden alleen in het meest zuidelijke deel hogere aantallen waargenomen. Drie terugvangsten in Nederland van langs de Baltische kust (Kaliningrad, Rusland, en Litouwen) geringde caudatus bevestigen de oostelijke herkomst.

Herfsttrek van Staartmezen piekt normaal midden oktober of later en deze invasie wijkt daar nauwelijks van af. In de eerste helft van oktober werden veel trekkende groepjes in Oekraïne gezien en piekten de aantallen in de Baltische landen. Halverwege oktober kwamen de eerste vogels aan in België en Nederland, en in de derde decade van oktober ook in Frankrijk. De grootste toename in aantallen in Nederland vond eind oktober/begin november plaats.

De eerste waarnemingen van caudatus in Nederland betroffen vaak vrij grote groepen die enkel uit caudatus bestonden. In de loop van de invasie daalden zowel de groepsgrootte als het percentage \'pure\' groepen aanzienlijk en werd caudatus vaker in het gezelschap van europaeus vastgesteld. Omdat groepen Staartmezen normaal gesproken lange perioden onveranderd blijven in samenstelling, zou de afname in groepsgrootte veroorzaakt kunnen zijn door sterfte, maar andere mogelijkheden, zoals een influx van kleine groepjes of het opbreken van caudatus-groepen, zijn niet uit te sluiten.

Zowel in Nederland als in België en Frankrijk werden in 2011 (gemengde) broedgevallen gemeld van caudatus. Het is goed denkbaar dat vogels met intermediaire kenmerken (\'witkoppige staartmezen\', die jaarlijks in Nederland worden gemeld) het resultaat zijn van dergelijke gemengde broedparen van europaeus met tijdens invasies gearriveerde caudatus.
Er wordt meestal van uitgegaan dat vogels met intermediaire kenmerken in West-Europa extreem lichte europaeus zijn. Het is echter niet uit te sluiten dat ten minste een deel van dergelijke vogels die tijdens de invasie werden waargenomen uit de hybridisatiezone tussen europaeus en caudatus kwamen. Het feit dat de aantallen intermediaire vogels tegelijkertijd met de aantallen caudatus stegen, suggereert dat de intermediaire vogels van buiten Nederland arriveerden. Gegevens van www.waarneming.nl laten hogere aantallen intermediaire vogels zien dan in voorgaande jaren, maar dit kan ook het gevolg zijn van 1 de stijgende populariteit van www.waarneming.nl, 2 mogelijk verkeerd gedetermineerde caudatus en 3 een verhoogde interesse in het bekijken van groepen Staartmezen door de caudatus-invasie. Indien vogels van de hybridisatiezone zijn meegekomen, zou men kunnen verwachten dat dat ook geldt voor vogels van de aangrenzende europaeus-populaties. Trektellingen laten inderdaad verhoogde bewegingen van Staartmezen in november zien en ook het aantal waarnemingen (www.waarneming.nl) was hoog (maar hiervoor gelden dezelfde kanttekeningen als hierboven voor intermediaire vogels). Anderzijds laten ringgegevens geen ongebruikelijke aantallen europaeus zien maar dit is wellicht te wijten aan het stoppen van de reguliere ringwerkzaamheden eind oktober/begin november, waardoor eventueel hogere aantallen in november werden gemist. Argumenten tegen betrokkenheid van vogels uit de hybridisatiezone zijn de lage groepsgrootte van intermediaire vogels vergeleken met caudatus (mogelijk te wijten aan het gebruik van groepsgrootte als identificatiecriterium voor caudatus) en het feit dat intermediaire slechts zelden tussen caudatus werden waargenomen en slechts eenmaal bij een vangst) maar wel veelvuldig tussen europaeus. Zonder bewijs van bewegingen uit de hybridisatiezone (bijvoorbeeld door ringgegevens) is het niet mogelijk om deze betrokkenheid te bevestigen of te ontkrachten.

De oorzaak van invasies van caudatus is onduidelijk. Veel soorten met een invasieachtig voorkomen zijn voedselspecialisten en de invasies van deze soorten worden dan ook toegeschreven aan (lokale) voedselschaarste. Voor Staartmezen lijkt dit niet op te gaan. De aantallen die langs de Baltische oostkust worden gevangen correleren met temperatuurindices van voorafgaande winters. Hiervoor is de hypothese geopperd dat de hoge aantallen ontstaan door hoge overleving na zachte winters, gevolgd door hoog reproductief succes. De resulterende hoge populatiedichtheid zou vervolgens de aanleiding zijn voor irrupties. Veel van de vogels die hier worden gevangen in invasiejaren zijn inderdaad eerstejaars vogels.

De frequentie en omvang van invasies in de Baltische landen lijkt sinds de jaren 1980 toe te nemen. Indien deze trend doorzet hoeven vogelaars in West-Europa niet lang te wachten op een volgende invasie.

Rob S A van Bemmelen, Nieuwlanderweg 28, 1793 ET De Waal-Texel, Netherlands
(rvanbemmelen@gmail.com)
A H V (Ton) Eggenhuizen, Laurierstraat 17, 1314 HL Almere, Netherlands
(a.eggenhuizen4@chello.nl)
Wouter Faveyts, Watermuntweg 10, B-9820 Merelbeke, Belgium
(wouter.faveyts@telenet.be)

151 - 159 Invasion of White-headed Long-tailed Tits in the Netherlands in 2010-11: identification
Sander Bot, Rob S A van Bemmelen, A H V (Ton) Eggenhuizen & Dick Groenendijk

Invasie van Witkopstaartmezen in Nederland in 2010-11: determinatie

De grote invasie van Witkopstaartmezen Aegithalos caudatus caudatus (hierna caudatus) in Nederland en West-Europa in 2010-11 (zie van Bemmelen et al 2012 voor verloop, aantallen en verspreiding) bood door de hoge aantallen, het lange verblijf van veel exemplaren en de 10-tallen ringvangsten goede mogelijkheden om hun kenmerken te bestuderen en te vergelijken met die van Staartmezen A c europaeus (hierna europaeus) die in West-Europa broeden. In dit artikel worden de resultaten van systematisch onderzoek beschreven. Daartoe werden alle (digitaal) met foto\'s gepubliceerde waarnemingen (voornamelijk van www.waarneming.nl, aangevuld met www.dutchbirding.nl en www.birdpix.nl) bestudeerd. In totaal werden 168 caudatus vergeleken met 281 europaeus en 50 intermediaire vogels (hier als derde groep opgevat). Daarnaast werd onderzoek gedaan aan de geluiden van beide ondersoorten en bij de ringvangsten aan de biometrie.

De volgende verenkleedkenmerken werden bekeken: koptekening (aan- of afwezigheid van zijkruinstreep), kleur en tekening van de onderdelen (grondkleur en mate van donkere tekening op de borst), kleur en tekening van de bovendelen (nekband en schouderveren) en vleugeltekening (breedte van witte randen aan de tertials). Als uitgangspunt werden alle staartmezen met een geheel witte kop en scherp afgetekende zwarte nekband als caudatus beschouwd. Deze vogels vertoonden vaak een brede witte buitenrand aan de (middelste en) onderste tertial, een kenmerk dat vrijwel niet voorkomt bij europaeus. Donkere borsttekening komt vaak voor bij europaeus maar nooit bij caudatus. Alle andere kleedkenmerken komen in meer of minder gelijke mate voor bij de drie groepen. Vogels met intermediaire kenmerken kunnen het best ongedetermineerd blijven. In tegenstelling tot wat veelal in de literatuur wordt vermeld was er geen sprake van minder of zwakkere roze tekening op de schouderveren bij de onderzochte caudatus; dit kenmerk vertoonde veel variatie binnen de drie groepen, zonder consistente verschillen. Dit kan er wellicht op duiden dat de invasie betrekking had op caudatus uit het westelijke deel van hun broedgebied. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de onderzochte kenmerken en de score verdeeld over de drie groepen.

Bij de ringvangsten werden van 63 caudautus en 314 europaeus de maten genomen. De resultaten zijn samengevat in tabel 2. Daarin is te zien dat caudatus gemiddeld iets groter (langere vleugel en staart) en zwaarder is dan europaeus. De verdeling van vleugel-, staart- en tarsuslengte en gewicht is weergegeven in figuur 2. Daarin is te zien dat er veel overlap is tussen beide taxa; alleen extreme vogels zijn puur op basis van maten te determineren.

Verschillen in geluid werden niet of nauwelijks aangetroffen en zijn in ieder geval niet bruikbaar als veldkenmerk; het enige verschil dat voorzichtig werd geconstateerd was een iets lagere beginfrequentie bij een aantal caudatus bij zowel de drietonige roep als het tserr-roepje.

Sander Bot, Postbus 41139, 9701CC, Groningen, Netherlands
(sanderbot@yahoo.co.uk)
Rob van Bemmelen, Nieuwlanderweg 28, 1793 ET De Waal (Texel), Netherlands
(rvanbemmelen@gmail.com)
Ton Eggenhuizen, Louis Davidsstraat 13, 131 KX Almere, Netherlands
(a.eggenhuizen4@chello.nl)
Dick Groenendijk, Doornenberglaan 287, 1974 NK IJmuiden, Netherlands
(dickgroenendijk@filternet.nl)

160 - 167 Vrouwtje Spaanse Mus bij IJmuiden in mei 2010
Roy Slaterus

Female Spanish Sparrow at IJmuiden in May 2010

On 6 May 2010, a female Spanish Sparrow Passer hispaniolensis was observed by three birders at IJmuiden, Noord-Holland, the Netherlands. The bird was discovered by its call, which differed from the accompanying House Sparrows P domesticus. Other distinctive features were 1 heavy bill; 2 very pale tramlines on mantle sides; 3 fine shaft streaks on breast and flank; 4 sandy-grey fringes of greater coverts, tertials, primaries and secondaries; overall pale general impression; and 6 open face with pale lore and long supercilium. Subtle characters that further supported the identification were: 7 rather peaked crown; 8 fine shaft streaks on crown, rump and uppertail-coverts; poorly marked lower scapulars with only dark shaft streak; 10 conspicuous white wing bar; and 11 strongly patterned undertail-coverts. The primary projection of c 45% turned out to be normal for the species (but also for House Sparrow). In general, the plumage showed less rufous and brownish tones than in House Sparrow.

Separating female Spanish Sparrow from House Sparrow and Italian Sparrow P italiae is difficult or - according to many - even impossible, mostly because of individual variation and overlap in characters. Most of the features mentioned above are in themselves not very obvious or exclusive. However, the combination makes many Spanish stand out. The chwee call noted from the IJmuiden bird is typical for Spanish, sounding somewhat squeaky and slightly longer than in House. The sonagram usually shows two notes and several harmonics. In House the notes run parallel to each other, one on top of the other, but in typical Spanish they do not. Other typical vocalizations, such as the well articulated flight call of Spanish - chu-vit rather than chuwiv as in House - were not recorded.

Altogether, close observations and sound-recordings will allow safe identification of typical female Spanish, even of some vagrants.

The observation was accepted by the Dutch rarities committee (CDNA) as the sixth record (15th individual) for the Netherlands. Previous records were at De Cocksdorp, Texel, Noord-Holland (4-15 May 1997); Camperduin, Noord-Holland (13 May 2000); Eemshaven, Groningen (four males and six females, 9-12 April 2009); Den Hoorn, Texel (18-20 April 2009); and Maasvlakte, Zuid-Holland (20-27 April 2009). Also, it was the first solitary female for the Netherlands and north-western Europe.

Roy Slaterus, Bervoetsbos 71, 2134 PM Hoofddorp, Nederland
(roy.slaterus@dutchbirding.nl)

168 - 170 Western Palearctic list updates: Von Schrenck’s Bittern
Marcel Haas & Pierre-André Crochet
171 Sooty Tern in The Gambia in August 2006
Sander Bot & Janne Ouwehand
172 - 174 Asian Desert Warblers in south-eastern Libya in January 2011
Jens Hering
175 Grey Pratincoles in Queen Elizabeth NP, Uganda, in November-December 2011
Rogier Karskens & Diederik Kok

Recensies / reviews

176 Multimedia identification guide to North Atlantic seabirds: storm-petrels & Bulwer’s Petrel by Bob Flood & Ashley Fisher
Nils van Duivendijk
176 Extremely rare birds in the Western Palearctic by Marcel Haas
Enno B Ebels

DBA-nieuws

177 Vogelweekenden

WP reports

178 - 194 Mid-March–early June 2012
Arnoud B van den Berg & Marcel Haas

Recente meldingen / recent reports

195 - 208 Maart-mei 2012
Roy Slaterus & Vincent van der Spek

DB actueel

209 - 210 Grijze Wouwen bij Keent en Wageningen [Black-winged Kite]

Corrigenda

211 - 212 Corrigenda
Redactie Dutch Birding
Feedback?