Dutch Birding jaargang 38 nummer 3, 2016

Cover

Spanish Imperial Eagle  ·  Aquila adalberti
Martin van der Schalk

Artikelen / papers

129 - 146 Identification of female Pine Bunting – new pieces to the puzzle / Herkenning van vrouwtje Witkopgors – nieuwe puzzelstukjes
Alexander Hellquist

Herkenning van vrouwtje Witkopgors – nieuwe puzzelstukjes

Dit artikel bespreekt kenmerken voor het onderscheiden van vrouwtje Witkopgors Emberiza leucocephalos van vrouwtje Geelgors E citrinella. Het is gebaseerd op literatuuronderzoek, bestudering van balgen en foto’s van internet en vogels in het veld in Azië en Europa. Men dient zich te realiseren dat iedere poging tot begrenzing van kenmerken en de mate van overlap daarvan tot op zekere hoogte speculatief zijn wanneer DNA-gegevens ontbreken die de identiteit van de bestudeerde individuen vaststellen. Uitgebreide hybridisatie zorgt eveneens tot onvermijdelijke problemen bij het onderscheiden van zuivere vogels en terugkruisingen die op beide oudersoorten kunnen lijken.

Er zijn aanwijzingen dat de afwezigheid van gele tinten in het verenkleed onvoldoende is om een vrouwtje Witkopgors te determineren – althans niet in het veld en buiten het normale verspreidingsgebied van Witkopgors. Er is voldoende bewijs dat bij Geelgorzen het geel kan ontbreken in de handpennen en, onder waarnemingsomstandigheden in het veld, op het lichaam. Het geel op de ondervleugel kan heel beperkt zijn en lastig vast te stellen. Aangezien bij hybride mannetjes gele tinten geheel afwezig kunnen zijn, is het aannemelijk dat dat ook voor hybride vrouwtjes geldt. 

In Finland en Zweden werden gevallen van mannetjes Witkopgors in de laatste decennia gevolgd door een reeks ‘kandidaat-vrouwtjes’ waarbij gele tinten ontbraken maar die wel zwaarder gestreepte en minder rossige onderdelen hadden dan gewoonlijk bij vrouwtjes Witkopgors. Dit leidde tot de veronderstelling dat dit om hybriden of afwijkende Geelgorzen zou kunnen gaan. Hybride mannetjes worden met enige regelmaat vastgesteld in Scandinavië en het is aannemelijk dat cryptische hybride vrouwtjes ook voorkomen. 

Teneinde een foutief beeld van het voorkomen als dwaalgast van Witkopgors te voorkomen en om meer hybriden en atypische Geelgorzen te herkennen, wordt aanbevolen om – naast de aan- of afwezigheid van geel – de volgende kenmerken te betrekken bij het beoordelen van claims van vrouwtjes Witkopgors: bij zeer weinig Witkopgorzen ontbreekt de rossige tint in de wenkbrauwstreep volledig, terwijl uitgebreid rossig in de wenkbrauwstreep, de mondstreep/baardstreep en op de keel Geelgors lijkt uit te sluiten (dit kenmerk vereist meestal onderzoek in de hand, vooral bij vers kleed); Witkopgors vertoont doorgaans uitgebreid rossig op de onderzijde en het is onzeker of zuivere vogels ooit zo beperkt rossig vertonen als veel Geelgorzen; uitgebreide geelachtige of vleeskleurige tint op de ondersnavel wijst op Witkopgors; weinig wit op de een-na-buitenste staartpen (t5) wijst op Geelgors; bij een klein percentage Witkopgorzen ontbreken donkere schachtstrepen op de onderstaartdekveren (dit komt slechts zelden of niet voor bij Geelgors); de dalende heldere roep van Witkopgors is waarschijnlijk diagnostisch en mogelijk zijn ook kleine verschillen in andere roepjes nuttige onderscheidende punten.

Alexander Hellquist, Fatburs kvarngata 17, SE-118 64, Stockholm, Sweden (alexhellquist@yahoo.com)

146 - 159 Breeding Pallid Scops Owls in Rift valley, Israel, in spring 2015 / Broedende Gestreepte Dwergooruilen in Riftvallei, Israël, in 2015
Amir Ben Dov & Yosef Kiat

Broedende Gestreepte Dwergooruilen in Riftvallei, Israël, in 2015

Het eerste en tot voor kort enige broedgeval van Gestreepte Dwergooruil Otus brucei in Israël was in 1911. Sindsdien werd de soort beschouwd als een onregelmatige, zeldzame wintergast in de Aravavallei, hoewel de laatste decennia regelmatig kleine aantallen overwinteraars werden vastgesteld. Op 3 juni 2015 werd nabij het noorden van de Dode Zee in een dadelpalmplantage een jong gevonden dat uit zijn nest was gevallen. Daarop werd nog in dezelfde maand een snelle inventarisatie van geschikte habitats uitgevoerd langs het Israëlische deel van de Riftvallei, die resulteerde in de vaststelling van 50 broedterritoria. Extrapolatie aan de hand van geschikte broedlocaties (palmplantages) leidde tot een schatting van 200-400 paar in Israël. Door onderzoek van in Israël verzamelde balgen van dwergooruilen kwamen twee voorheen foutief gelabelde balgen aan het licht, verzameld in juni 1988 en oktober 2013. De auteurs geven aan dat mogelijk sprake is van een min of meer continu broedgebied van het zuid-oosten van Turkije via Syrië naar Noord-Israël en aangrenzende delen van Jordanië en de Palestijnse gebieden. In het artikel wordt verder aandacht besteed aan de broedlocaties, dichtheden, bedreigingen (met name door gebruik van pesticiden in palmplantages), determinatie (verschillen met Dwergooruil O scops, die ook in Noord-Israël broedt), biometrie en taxonomie (de indeling in ondersoorten bij Gestreepte Dwergooruil verdient herziening).

Amir Ben Dov, 11 Itzhaky St, Petach Tikva 49532, Israel (amir.bendov@gmail.com)

Yosef Kiat, Israeli Ornithological Center, Society for the Protection of Nature in Israel, 2 Hanegev St, Tel Aviv 66186, Israel (yosefkiat@gmail.com)

159 - 173 Birding in the Galápagos Islands / Vogelen op de Galapagoseilanden
Dušan M Brinkhuizen

Vogelen op de Galapagoseilanden

De Galápagoseilanden liggen in de Grote Oceaan op c 1000 km afstand van Ecuador, waartoe de eilandgroep politiek behoort. De groep bestaat uit 13 grotere eilanden, zes kleinere en 40 kleine eilandjes of rotsen; de oppervlakte is c 8000 km2 waarvan 97% is beschermd als nationaal park. Deze vulkanische eilanden zijn wereldberoemd vanwege de rijkdom aan flora en fauna, de grote tamheid van veel dieren en omdat hier de grondslag werd gelegd voor Charles Darwins evolutietheorie. Om de verschillende endemische vogelsoorten en ondersoorten te zien is een bezoek aan verschillende eilanden en habitats inclusief de hooglanden nodig. De optimale vogelreis bezoekt van west naar oost: Fernandina, Isabela, Santa Cruz, Floreana, Genovesa, Española and San Cristóbal. De ornithologische lijst van de eilanden is relatief laag, met 178 vastgestelde soorten waarvan 56 niet-geïntroduceerde broedvogels. Daarvan zijn maar liefst 29 soorten endemisch. Per groep worden de belangrijkste soorten beproken. Zeevogels en watervogels: bijna een derde van de locale broedvogels betreft zeevogels, waaronder endemische soorten als de niet-vliegende Galápagosaalscholver Phalacrocorax harrisi, Galápagospinguïn Spheniscus mendiculus (de meest noordelijke pinguïnsoort ter wereld) en Lavameeuw Leucophaeus fuliginosus en de bijna-endemische Galápagosalbatros Phoebastria irrorata. De endemische Galápagosreiger Butorides sundevalli is wijdverspreid. 2 Spotlijsters. De vier soorten spotlijster Mimus zijn alle endemisch en stonden aan de basis van Darwins evolutietheorie. Galápagosspotlijster M parvulus is het meest algemeen en meest wijdverspreid. San-Cristóbalspotlijster M melanotis komt alleen voor op San Cristóbal, Kapspotlijster M macdonaldi alleen op Española en Floreanaspotlijster M trifasciatus alleen op Floreana; de laatste is één van de zeldzaamste vogelsoorten ter wereld, met in slechte jaren minder dan 50 adulte vogels. Darwinvinken. Deze vormen vanuit wetenschappelijk oogpunt de meest interessante groep; er worden momenteel 15 soorten erkend (14 in de Galápagoseilanden en één op Cocos Island bij Costa Rica). De taxonomie is complex en mogelijk worden in de toekomst nog meer soorten afgesplitst. Op de Galápagoseilanden komen vier genera voor: Geospiza (zes soorten), Camarhynchus (vijf soorten), Certhidea (twee soorten) en Vegetarische Boomvink Platyspiza crassirostris. De soorten verschillend voornamelijk in vorm en grootte van de snavel en vormen een grote uitdaging om te determineren, vooral waar ze sympatrisch voorkomen. Goede kennis vooraf van de snavelvorm en kennis van de verspreiding per eiland en de favoriete habitats kan het determinatieproces helpen. De zeldzaamste soort is Mangrovevink Camarhynchus heliobates die alleen voorkomt in enkele gebieden met mangrovebos op Isabela. 4 Overige soorten. Andere endemische broedvogels zijn bijvoorbeeld Galápagostreurduif Zenaida galapagoensis, Galápagosral Laterallus spilonotus, Galápagostiran Myiarchus magnirostris, en Galápagospurperzwaluw Progne modesta. Het artikel eindigt met praktische tips voor vogelaars die de eilanden willen bezoeken.

Dušan M Brinkhuizen, Camino de Orellana 161, Guápulo, Quito, Ecuador (D.M.Brinkhuizen@gmail.com)

173 - 180 Grijze Junco in Groningen in februari-april 2015 / Dark-eyed Junco at Groningen in February-April 2015
Jacob Bosma & Enno B Ebels

Dark-eyed Junco at Groningen in February-April 2015

From 1 February to 10 April 2015, a first-winter female Dark-eyed Junco Junco hyemalis stayed in a suburban area at Beijum, Groningen, the Netherlands. It belonged to the nominate subspecies J h hyemalis, the only subspecies of the large Dark-eyed Junco complex regularly recorded in Europe (and to be expected as a vagrant). It was often singing (‘plastic song’) from mid-February onwards; singing is not uncommon in females. This was the second record for the Netherlands; the first concerned a male trapped in February 1968 and kept in captivity until its death in November 1968. Up to 2015, at least 52 individuals have been recorded in Europe, with the majority (at least 39) in Britain. Other records are from the Azores (1), Denmark (1), Gibraltar (1), Iceland (1), Ireland (at least 2), Norway (3 records of 4 individuals) and Poland (1) (table 1). Most records are from spring but there have been several wintering birds or mid-winter records.

Jacob Bosma, Bekemaheerd 116, 9737 PX Groningen, Nederland (jacobbosma@tiscali.nl)

Enno B Ebels, Joseph Haydnlaan 4, 3533 AE Utrecht, Nederland (ebels@wxs.nl)

Brieven / letters

180 - 182 Gevallen van broedverdachte Grote Kruisbekken in voorjaar 2014 / Reports of possibly breeding Parrot Crossbills in the Netherlands in spring 2014
Justin J F J Jansen

Reports of possibly breeding Parrot Crossbills in the Netherlands in spring 2014

This letter discusses reports of possible breeding by Parrot Crossbill Loxia pytyopsittacus in the Netherlands in late winter/early spring 2014. The first well-documented breeding record (one fledged young) for the Netherlands (in 2014) has been documented separately. There were at least 14 additional reports of possible breeding. In one case, a nest was observed (no eggs or young seen) and, in another, a singing male was seen together with a presumably nest-building female. The other reports referred to birds showing signs or indications of territorial behaviour. The author urges previous reports of breeding Parrot Crossbills published by some authors to be critically reviewed, because some vocal types of Red Crossbill L curvirostra or the odd larger (in built and bill size) Red Crossbill may not have been safely excluded.

Justin J F J Jansen, Ravelijn 6, 5361 EJ Grave, Nederland (justin.jansen@gmail.com)

CDNA-mededelingen

182 - 183 Recente CDNA-besluiten
CDNA

 

WP reports

183 - 194 February to late March 2016
Łukasz Ławicki & Arnoud B van den Berg

Recente meldingen / recent reports

194 - 199 Januari-februari 2016
Roy Slaterus, Vincent van der Spek & Martijn Renders
Feedback?